De belastingheffing in box 3 vindt plaats op basis van veronderstelde rendementen in plaats van werkelijk behaalde rendementen. Al jaren is hier onvrede vanwege de lage rentestand, zeker wanneer het vermogen enkel uit bank- en spaartegoeden bestaat. Hierdoor kan het voorkomen dat meer belasting betaald moet worden dan het genoten rendement en er wordt ingeteerd op het vermogen. Veel belastingplichtigen hebben bezwaar gemaakt tegen deze heffing door te stellen dat er sprake is van een buitensporige last. Recent is een uitspraak verschenen waarin geoordeeld is dat bij de beoordeling van dit vraagstuk gekeken moet worden naar de gehele financiële situatie van belastingplichtige en niet alleen naar het box 3 vermogen. Wanneer een belastingplichtige een zodanig inkomen heeft dat daaruit de totaal verschuldigde belasting kan worden voldaan is er geen sprake van een buitensporige last. Overigens heeft de Hoge Raad zich wel uitgesproken dat zij van mening is dat de huidige opzet van de vermogensbelasting spaarders discrimineert. Zij is echter ook van mening dat deze ongelijke behandeling door de overheid aangepakt moet worden. Zolang er nog geen nieuw kabinet is trekken spaarders helaas nog steeds aan het kortste eind.